Stedelingen leren het “Speulder Bos” zien

Terugblik…

Zo af en toe kijken wij samen met u terug naar vroeger, de bedoeling van de redactie is, om interessante en leerzame artikelen, die betrekking hebben op de natuur en cultuur van de Veluwe, te publiceren op ons weblog, al dan niet voorzien van oude en/of nieuwe foto’s.

Het krantenknipsel met het betreffende verhaal vonden wij in ons archief met het jaartal  1952. Helaas konden wij verder geen informatie vinden, ook niet – op één foto na – de originele foto’s, maar mocht iemand ons kunnen helpen, dan houden wij ons aanbevolen.

*********************************************************************************************************************

Boswachter geeft college

“En dat is nu een voorbeeld van reeënschade,” zegt boswachter Mulder en hij wijst op een schriel boompje, dat behoorlijk is toegetakeld. “Ze komen hier bijna iedere dag langs. Kijk maar, aan de stam is de schors helemaal weggestoten, dat komt van het schuren, dat ze met hun geweien doen.”
Het groepje van dertig vakantiegangers buigt zich naar voren en men bekijkt aandachtig de kale plekken. Die Speulderbossen zitten vol verrassingen die de stadsmens volkomen ontgaan. Met een goede gids zoals de heer G. Mulder van de boswachterij Speulder- en Sprielderbossen, ziet men dit deel van het Staatsbosbeheer in de omgeving van Drie, met heel andere ogen.

Henkje de Wolf, vier en een half jaar, zoon van een Rotterdamse rechercheur van politie en Ansje van der Zeeuw, negen jaar, dochter van een Amsterdamse bankwerker, leren van boswachter Mulder hoe je de leeftijd van een boompje kunt bepalen – Foto: Archief SBB/JGS

Echte boswachter

De Zaankanters, de Rotterdammers en de Amsterdammers, die op een zachte zomermorgen onder de hoge bomen van Drie, verloren plekje op de Noordelijke Veluwe, bijeenkwamen, troffen daar een echte boswachter aan. De jongens en meisjes van het Driese kampeerterrein, die zich bij de groep vakantiegangers van “Klein Zwitserland” uit Putten aansloten, hadden zich een boswachter precies zo voorgesteld. In een groen pak, groen jagershoedje en glanzende beenkappen.
Een groep van zeventig vakantiegangers voor de rondwandeling, nu, dat was een goed begin, meende de heer Mulder, die daarna twee uur lang op gemoedelijke duidelijke wijze de stedeling iets heeft verteld, maar vooral laten zien van de Speulderbossen.

En men mocht vragen stellen, waarop men een klaar antwoord kreeg. Daar waren de reeën, die een ieder zeer interesseerden. De kinderen, die even op een omgevallen boomstam gingen zitten, keken boswachter Mulder de woorden uit de mond, toen hij over de reeën vertelde.
“We hebben er ongeveer een vijftig in deze bossen. En er is een witte bij. Dat is een zeldzaamheid, want er komen bijna geen witte reeën voor. Nu zie je ze niet. Er is teveel volk in het bos. Nee, dan moet je in de vroegte zo om een uur of vier komen. U, in uw witte shirt – de boswachter wees op een der vakantiegasten – hebben ze dadelijk in de gaten. Maar aan ons zijn ze gewend. Ik heb het wel meegemaakt, dat ik op mijn motorfiets reed en aan een bosrand een paar reeën zag staan. Ze sloegen niet op de vlucht, ook niet toen ik hen op tien meter naderde en ondertussen mijn motor liet draaien….”

Boswachter G. Mulder

Boswachter G. Mulder

Hazen en varkens

“Wat zijn er nog meer voor dieren hier in het bos, boswachter”, vroeg een moeder met vakantie, die een jochie aan de hand had. “Nou mevrouw, meer dan u vermoedt. In de afgelopen winter zijn er ongeveer 150 hazen geschoten; er zitten dus nogal wat hazen in deze buurt. Dan wat fazanten en patrijzen en in de winter wilde varkens. Die zijn dan uitgebroken uit het Kroondomein. Ja, ook nog herten, maar meer aan de kant van Leuvenum”.
De vakantiegangers knikten belangstellend en een enkeling gluurde eens langs de bomen of er misschien toch niet een hert of een ree te zien was.

Verder wandelde men, want de dieren vormden eigenlijk een bijkomstige omstandigheid, het ging bij dit populaire en zeer mobiele openluchtcollege toch in de eerste plaats om de bomen.

Voor het nageslacht

Langs de Driese grintweg naar Garderen ligt de kwekerij van het Staatsbosbeheer. Daar kreeg de groep minstens een half uur onderricht. Kleine Douglasjes – een soort den – staken hun nog drie turven hoge, tere lichaampjes uit de zandbodem. Ze stonden er keurig op een rij en de jonge kinderen in het gezelschap constateerden met vreugde, dat dit nu kleine kerstboompjes moesten zijn.

“Ze zijn nu drie jaar oud”, verklaarde Mulder. “In maart van het komende jaar gaan ze eruit en naar het bos. Jonge aanplant. In deze tuin werken we voor het nageslacht”, voegde hij er een tikje filosofisch aan toe.

“En hier ziet u verscheidene soorten loofhout, zoals de Lijsterbes, Prunus, Berk en Esdoorn. Dit type bomen planten we tussen de grote bomen, als Larixen en Douglas in, om de humusvorming op de bodem te bevorderen.”
De excursisten keken, vroegen, lieten zo nu en dan een eigen commentaar, gegeven met het accent van hun woonplaats, niet achterwege en liepen als ganzen in de rij achter hun gids aan, die in deze tuin telkens op iets nieuws wees.

Bij de takkenzagers

Spectaculair was het bezoek aan de takkenzagers, jongens in dienst van Staatsbosbeheer, die op hun klompen als ware jongleurs in de kaarsrechte Douglas – een kaarsrechte boom, die een hoogte van tenminste vijf en twintig meter kan bereiken – klimmen en daarbij nog een zaag in de hand houden.

De boswachter vertelde, hoe deze knapen tot op een hoogte van zeventien meter de takken van deze bomen zagen, opdat er meer daglicht tot de bodem kan doordringen en de kwasten(noesten) in de bomen zo klein mogelijk blijven. “Ze moeten de bomen zo schoon zagen, dat ik mijn hoed niet aan de achtergebleven knoesten kan ophangen,” merkte de heer Mulder op.
De takken vielen als kegels rondom de koning toen we weer een ander bospad insloegen.

Oud Gelders bos

“Dat is nu een oud Gelders bos, schots en scheef gegroeide bomen, die geen timmerhout, hoogstens wat brandhout opleveren. Je kunt van deze stammen geen fuikenstokken maken, zoals van de dunne Douglas. Deze Beuken, Eiken en Berken houden we als recreatie-gebied.”
De vakantiegangers hoorden nog, dat dit Speulderbos hout voor de mijnen levert en dat bospercelen, beplant met Larixen en Douglasbomen jaarlijks enorme hoeveelheden zaadkegels(grote sparrenappels) opleveren.

En op de weg terug naar het uitgangspunt Drie, ontmoette men nog een curiositeit; een stam, waaruit een Beuk en een Eik was gegroeid. “Och, de vruchten hebben waarschijnlijk vlak naast elkaar gelegen,“ Luidde het oordeel van de deskundige leider.
Onder de Beuken van Drie – waarvan er de respectabele leeftijd van drie eeuwen hebben bereikt – nam een ieder voldaan afscheid zijn “leermeester voor twee uur”.
Het was aangenaam en nuttig geweest en op weg naar het vakantiehuis is er stellig veel ‘nageboomd’ over de bomen van het prachtige Speulderbos.
En wie op de Veluwe zijn vakantie houdt en vatbaar is voor een goede raad, hij zorge dat hij op een woensdagmorgen om half tien voor het Boshuis van Drie is.

Bron: Archief  JGS

______________________________________________________________________________________________________________________

OPROEP!

Mocht iemand zich nog iets kunnen herinneren van dit krantenartikel over deze excursie en/of ons wat meer kunnen vertellen over boswachter G. Mulder, of misschien nog fotomateriaal ter beschikking heeft m.b.t. dit artikel, dan houden wij ons zeer aanbevolen!

U kunt ons mailen via: info@de-veluwenaar.nl

______________________________________________________________________________________________________________________

Bekijk ook eens dit oude filmpje dat gemaakt is ter ere van het vijftigjarig bestaan van Staatsbosbeheer in 1949 en een beeld geeft van de bosbouwactiviteiten direct na de oorlog:

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2019/07/29/stedelingen-leren-het-speulder-bos-zien/