Beelden van de Duitse landweg 186
Geschreven door August Topf. In 1864 verschenen in Die Gartenlaube.
Vertaling en voetnoten: Willem van Putten
*******************************************************************************************************************************
Reizend volk
Het valt niet te ontkennen dat in de loop der tijd het koetsierswezen onder de koetsiers een scherp afgebakende stand had ontwikkeld, die zijn bijzondere eigenaardigheden angstvallig vasthield. Dit kon, gezien de aard van zijn beroep en de noodzaak om altijd alleen met collega’s om te gaan, niet moeilijk zijn. De koetsiers waren immers in de ware zin van het woord “reizend volk”; daarom spraken ze elkaar, waar ze elkaar ook mochten ontmoeten, aan met “jij” en beschouwden ze elkaar als behorend tot één grote familie, net zoals studenten en leerjongens dat vroeger deden. In noodgevallen verleenden ze elkaar vanzelfsprekend wederzijdse steun. Het verbaast ons daarom niet dat zich na verloop van tijd ook bepaalde schaduwzijden ontwikkelden in het koetsierswezen. Hieronder valt de bijna tot spreekwoord geworden grofheid van koetsiers en hun trots.
Dat de voerman in vroeger tijden gemakkelijk grof taalgebruik hanteerde, hebben we al aangegeven. Ook het tijdperk van de verharde wegen bood de voerman veel obstakels en moeilijkheden, zoals bijvoorbeeld lage stadspoorten waar gelost moest worden, of waar de voerman – zoals in Rodach bij Coburg – op zijn kosten moest uitgraven[13] en vervolgens opnieuw moest laten bestraten; ook aan andere irritaties, zoals bij het verzegelen en op belastingkantoren, en aan brutale behandeling door jonge klerken, bij wie de eerste baardharen nog nauwelijks groeiden, ontbrak het niet. Alle ongemakken van de dag werden echter gecompenseerd door het vriendelijke gedrag van de herbergier en zijn vrouw ‘s avonds.
Aan de andere kant kan niet worden ontkend dat een voerman, die tegelijkertijd een aantal wagens op de weg had, in zijn bedrijf ook een aanzienlijk kapitaal had geïnvesteerd; bovendien moest de voerman met zijn vermogen instaan voor de tijdige en in goede staat geleverde overdracht van de goederen, een omstandigheid die zijn zelfvertrouwen natuurlijk verhoogde. Toch wist de voerman ook op bescheiden wijze vracht te vragen aan kooplieden op tijden en plaatsen waar veel concurrentie was voor vrachtgoederen, waarbij overigens al in oude tijden “Spendage[14]” werd toegepast, zoals dat later ook noodzakelijk werd bij de spoorwegen als een vrachtdienst lading wilde krijgen.
Noten:
[13] Om onder de poort door te kunnen – [14] omkoopgeld
Vrachtbemiddelaars
Schaffners[1] en laders konden echter ook al in vroeger tijden in elke stad aangeven waar het beste bier en de beste wijn werden geschonken, en lieten het spreekwoord jegens de voerman van toepassing zijn: “Wie goed smeert, rijdt goed.” – Maar één ding lijkt me nog bijzondere aandacht te verdienen: het grote vertrouwen in de eerlijkheid en rechtschapenheid van voermannen. Men vroeg de voerman pas naar zijn naam en plaats van herkomst bij het schrijven van de vrachtbrieven. Naar zijn overige omstandigheden werd niet geïnformeerd. Ik denk dat er een mooi stuk Duitse loyaliteit en eerlijkheid in het voormalige vervoerderswezen voor ons ligt.
Voermanslied
Waar echter arbeid gepaard gaat met trouw en oprechtheid, en een frisse, levendige geest ‘s avonds plaats maakt voor rust en vrolijke, kameraadschappelijke gezelligheid, daar moet ook het lied zorgvuldig worden gekoesterd, ja, volksliedjes moeten van nature uit zo’n bodem voortkomen. Als men in onze geleerde kringen het leven van de voerman ook maar enigszins had gekend, zouden onze literatuurhistorici niet alleen bergliederen, scheepsliederen, herdersliederen en jagersliederen uit de volksmond hebben opgetekend, maar ook het voermanlied hebben onderzocht en – ik mag het verzekeren – een rijke oogst hebben binnengehaald.
De voerlieden hebben vele balen papier van Leipzig naar Stuttgart en van Stuttgart naar Leipzig gesleept; – alleen al daarom hadden de geleerde heren aanleiding moeten zien om de literaire en esthetische kant van het voermanleven niet stiefmoederlijk te behandelen, of liever gezegd, volledig te negeren. Als een klein voorbeeld van het voermanlied mogen de volgende verzen dienen:
Ik stond op een hoge berg,
Keek heen en keek weer terug;
En daar kwam een vrolijke voerman
Afdalen door het dal.
Zijn zweep maakt knallen,
Zijn wagen ruist als papier.
En een voerman is mij liever,
Dan van anderen drie of vier.
Oh dochter, lieve dochter,
Wat heb je in gedachten,
Dat je je jonge leven
Aan de voerman geeft?
‘s Avonds gaan ze laat naar bed,
‘s Morgens zijn ze vroeg op;
En dan hebben ze het zwaar
De hele dag door.
Oh moeder, lieve moeder,
Ik ben er klaar voor;
Want de koetsiers en de voerlui
Zijn brave, heel brave mensen.
Want ze hebben een zuiver hart,
En ook een evenwichtig gemoed
Daarom zal ik voor altijd
En eeuwig, eeuwig zijn vriend zijn!
Eenzaam en verlaten
De afgelegen grote herbergen voor voerlieden aan de voormalige belangrijkste handelswegen zijn veranderd in eenzame plaatsen en staan verlaten; veel van hen staan bijna op het punt van ineenstorting, en op de eens zo levendige wegen groeit nu gras. Zeker, menige vuist heeft zich gebald toen de eerste treinen voorbij raasden, en onwillekeurig zwaaide menige zweep, vergezeld van verwensingen, wanneer het stoomros voorbij snelde aan hen die, de modernere tijd trotserend, nog enkele jaren moeizaam naast het spoor met aanzienlijke verliezen hun oude beroep als voerman volhielden.
Laatste reis
Maar net zoals de zeeman, zelfs op oudere leeftijd, altijd in de verleiding komt om nog een laatste zeereis te ondernemen, zo ontstaat ook in de ziel van de voormalige voerman vaak de wens om nog een keer over de oude wegen te reizen om de vele oude bekenden te begroeten en voor een korte tijd het vervlogen geluk van het voormalige grote goederenvervoer aan ons voorbij te laten gaan. Op warme, heldere zomeravonden zitten wij jongeren dan bij de dorpsvijver en luisteren naar de verhalen van oude mensen over het verdwijnen van de gelukkige tijden van de voerman, en in menig oud oog glinstert dan in het maanlicht een stille traan.
Noot:
[1] Letterlijk: conducteurs. Mogelijk wordt hier vrachtbemiddelaars bedoeld? Schaffen – voor elkaar krijgen.
SLOT
Met dank aan Willem van Putten voor de vertaling en het belangenloos beschikbaar stellen van zijn volledige tekst aan de Jac. Gazenbeekstichting, om het te publiceren op ons weblog De Veluwenaar.