Stropers in het stuifzand

Een wonderlijke avond 

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

De maan dreef als een zilveren boot

Ik kwam terug van een kletsavondje bij oude Bart, die ik nog wel eens vaak een bezoekje breng, en die mij te boeien weet met zijn romantische, vaak ietwat lugubere jachtavonturen….
Een wonderlijke avond was het. De maan dreef als een zilveren boot door de diep-azuren hemel, ijle kransen van sterren lagen op duizenden kilometers afstand te flonkeren.

Primitieve werkbank

Dicht bij de woeste koppen van het eenzame stuifzand ligt de hut van de oude vergrijsde stroper. ‘s Zomers kun je hem daar vinden aan z’n primitieve werkbank, waar potten en pannen, petroleumstellen en emmers gerepareerd worden. Dan vlamt het rond z’n scheef gedoetje vurig van hoge, bloeiende brem, dan ritselt de warme heidewind door de zilveren berken en dommelt de nijdige foxterrier voor z’n ton. Dan zwerven de dochters van de oude door bos en zandverstuiving om sparappels te verzamelen, die ze aan de brandstoffenhandelaars van ‘t dichtstbijzijnde dorp voor geringe prijs verkopen en dan bloeit de stijve donderbaard op de ingezakte dakrand.

web bart-slotb-smidse - kopie

Bart in zijn schamele smidse – Foto: ©Jac. Gazenbeek(†)

Sluipen als een kat

Maar in de herfst, ja, dan knutselt de oude vrijbuiter veel aan geweren, enkel- en dubbelloops, die stropende boerenzoons, als ‘t wintert, weer gebruiken moeten en in zijn oude fletsblauwe ogen komt weer een levendige tintelende expressie.

Elke avond drijft hem de zandverstuiving in, en rilt de wintermorgen amper boven de oostelijke horizon, Bart kruipt bibberend van z’n schamele leger, kleedt zich aan, neemt de achterlader ter hand en sluipt als een kat naar de lage zijdeur. Daar zit een geheim luikje, handig gecamoufleerd, dat uitzicht geeft op het kleine veld met de winterrogge. Dan tuurt hij met ingehouden adem in de asvale schemering. En als er niets te ontdekken valt, sluipt hij even voorzichtig naar een klein venstertje, dat aan leren scharniertjes draaiend boven z’n werkbank gemaakt is. Verbluffend is het als de oude je zo vertrouwt, dat hij je die geheimzinnige schietgaten wijst, want er zijn in z’n lage hut minstens acht van die luikjes. Van daaruit heeft hij reeds menige langoor ‘t levenslampje uitgeblazen. En als ‘t donderdag is en Bart naar de Barneveldse markt trekt, schommelt de wildbuit op z’n kromgetrokken rug. Wanneer ik hem dan zie gaan, lacht hij z’n lach van verstandhouding tegen me en zie ik tegelijkertijd in m’n verbeelding de oude in z’n hut rondsluipen op kousenvoeten, behoedzaam als een schim.

web barneveld markt

De Barneveldse markt in vroeger dagen

Stropen zit hem in ‘t bloed

Ja, de herfst is weer de tijd van avontuur en gevaar. ‘t Stropen zit hem in ‘t bloed en als hij er mee op zal houden, als hij zijn moderne Hammerless, die hij verleden jaar kocht van een heer, die “er niet mee terecht kôs”, als hij die achterlader aan de kant zal zetten, geloof me, dan is t’ie binnen een week of wat naar de eeuwige jachtgronden verhuisd. Maar naar ‘t zich laat aanzien zal hij, ondanks z’n 75 winters, nog wel een tijdje ondermaans blijven.

Z’n hand is nog vast, z’n oog helder als dat van de rode valk en hij kent de listen van schuts en veldwachters nog o zo goed. Strikken zetten doet hij nooit, en daar ben ik blij om. Hij stroopt met z’n geweer. Hij is schilderachtig, oud en een origineel type. Hij stroopt buitendien ook voor z’n brood. Dat zijn zwaarwegende excuses mijn inziens.

Waar de ruige evers graag wroeten

Hij vertelde me deze avond nog weer iets uit z’n vroegere dagen, toen hij zo te hooi en te gras bij grote boeren ging werken. Voornamelijk aardappelen rooien. “Ja, dat was in d’n tied, dâ’je een kwartje daags verdiende mit de kost”.
De scheper (schaapherder) van Mossel, een der eenzame boerenhoeven, had hem gezegd, dat er zoveel wilde varkens op ‘t aardappelland kwamen en als gevolg van deze mededeling werd achter in de herfst besloten enige van deze knapen neer te leggen. D’r lag gerooid land, waar de ruige evers graag wroeten en naar voedsel zoeken.

web bart-slotb-alles - kopie

Bart Slotboom met zijn moderne Hammerless – Foto: ©Jac. Gazenbeek(1894-1975)

Wachten en nog eens wachten

Op een mistige avond – de maan zou pas om tien uur opkomen – zaten Bart en een kameraad in een diepe kuil, die ze in ‘t land hadden uitgegraven. Ze zaten met de ruggen tegen elkaar, zodat de een naar ‘t noorden, de ander naar ‘t zuiden gezichtsveld had. Dat was wachten waar je koud en stijf van werd. Wachten en nog eens wachten, en er verscheen geen beest. Toen de maan al hoog stond vertrokken de twee. De volgende nacht werd er weer gepost, uur na uur verstreek. Een bosuil wierp z’n kreet door de blanke nacht… soms klonk er ver weg de stem van een eenzame hond, die tegen de maan blafte, overigens bleef het stil en tegen twee uur in de morgen werden ze ‘t zat, en gingen onder de wol.
‘s Morgens zei z’n kameraad: “Nou, Bart, ik verdij ‘t langer, d’r komp toch niks en je zou rimmetiek kriege, van die vochtige grond”. Maar Bart: “Hè, bî ie’t nou al zat, je zult zien, as we vanacht nie gaôn, dan bin ze d’r marge vrog geweest. Laô we’t nog één keer doen”. En de ander: “Nei, ik verrèk ‘t”. Maar Bart hield vol tot de ander voorstelde: “Nou, ‘k gaô mee, mer as d’r niks komt, trakteer jîe op ‘n fles jannever…”

Laag drijvende mist

Ze gingen. De kuil werd weer betrokken en opnieuw vergleed het ene uur na ‘t andere. De kameraad tegen Bart’s rug sliep als een marmot, maar Bart wachtte en wachtte en tuurde… z’n pruim verschoof regelmatig in z’n kauwende mond, de kille mist kristalliseerde een droppel aan z’n neus… fijne drupjes maakten z’n ruige baard klam. Maar hij keek uit; scherp en vinnig. Tot, ja – zie, daar glijdt uit de laag drijvende mist een donkere contour. Ziet ie goed of spelen z’n moeie ogen hem parten? Nee, nee een varken!
Het hoofd van de oude gaat loerend vooruit… z’n spieren trillen. Kijk, waarachtig, daar komt er nog één… en nóg één… Grote schimmen doemen op in de dromerige mist. Bart stoot z’n achter zittende buurman wakker en hij stompt nog eens om hem te beduiden, dat er wat is. Langzaam komen de evers dichterbij- tot het Bart als een bliksemstraal door ‘t hoofd schiet: “Varkes? ‘t Zin gien varkes, ‘t zin harte! (herten). Potdorie dat is wat. Kiek, die ‘t dichtst bie steet, da’s een zwaôre, die zal d’r ‘t eerst an geleuven motte….”

web 2 illustratie 2 (Rijk Verhoeven) - kopie - kopie

Stropers in de kuil – Illustratie: ©Rijk Verhoeven

Vuurstraal in ‘t nachtelijk donker

En geluidloos maar beslist, heft de oude stroper z’n achterlader. Heel, héél langzaam om geen enkel geluid te maken. Voorzichtig trekt hij z’n hoofd in en neemt het dichtstbijzijnde silhouet op de korrel.
Dan – een vuurstraal in ‘t nachtelijk donker, een dreunende donderslag. Nóg een dreunende knal en plots roffelt en boldert het van poten op de grond. Bulkend suist de verschrikte horde weg in de duistere nevel.
Haastig klimmen de avonturiers uit hun schuilplaats. Geagiteerd lopen ze onwillekeurig gebogen in de richting van ‘t ingeslagen schot. En daar vinden zij hun buit: een kapitale geweidrager. ‘t Scherpe broodmes maakt een einde aan het brekende leven.

De schaapherder

Maar daar klinkt gerucht dichtbij, muisstil staan de stropers, voetstappen klinken en naderen snel.
“Veurûut”, zegt Bart, “de schut”. In de nevel zullen ze vluchten. Maar dan klinkt een bekende stem: “Hé, jonges ikke bin ‘t”. Ha, dat geeft opeens verlichting, ‘t is de schaapherder, die op ‘t schot is toegesneld. Gedrieën slepen ze de zware vracht naar de naburige schaapskooi en ontweiden het hert.
Voldaan liggen ze tegen 2 uur in de morgen in ‘t hooi en slapen een gat in de dag.
“Ja”, besloot Bart z’n verhaal, “d’n volgende dag hè’n we ‘m naôr Aorem (Arnhem) gebrocht. Vijf en vijftig gulden beurden we d’r veur”.

Of nu de kameraad op “jannever” tracteren moest weet ik niet, maar ik vrees…

Jac. Gazenbeek(†) – Lunteren ±1948

___________________________________________________________________________________________

omslagen_pocketsMeer van deze prachtige verhalen kunt u vinden in de boekjes                                    

De delen I en II van “Vrijbuiters van de Veluwe” staan vol met spannende stropersverhalen. Veluwse stropers, uit vroeger tijden, kerels uit een stuk, met ieder zijn eigen verhaal. De schrijver Jac. Gazenbeek geeft in deze verhalenbundels op een geheel eigen wijze, doorspekt met humor en anekdotes, zijn levenservaringen van vroeger weer.

En zo gaat vroeger voorbij…

Daarin leest u over oude gebruiken en ambachten die langzaam maar zeker verdwenen zijn, zoals eekschillers, houtskoolbranders, wagenmakers, huisslachters en scharenslijpers.

En natuurlijk nog veel meer andere boeken.  UITVERKOCHT!

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2014/11/15/stropers-het-stuifzand/