Veldwerk op de Hoge Veluwe – Deel 5

Trajectcontrole

Dat mijn droombaan bestond uit het in cijfers vangen van edelhertengedrag was best bijzonder. Voordat ik aan de slag mocht in het Nationale Park De Hoge Veluwe hield ik wel altijd nauwgezet bij wat ik waarnam en op welke plaats dat was, maar echt gestroomlijnd waren die waarnemingen nooit. Werken met een computer had ik tot dan toe nooit gedaan en moest ik mezelf dus aanleren.

Naast mijn veldwerk had ik er de eerste tijd dan ook een flinke kluif aan te leren werken met een spreadsheetprogramma (Lotus 1-2-3) en een officieel tekstverwerkingsprogramma (WordPerfect), vooral omdat het besturingssysteem Windows nog niet bestond en alles ‘primitief’ onder de paraplu van MS-DOS moest gebeuren. Wanneer ik ergens niet uit kwam, kon ik gelukkig terugvallen op de expertise van de Landbouw Universiteit Wageningen.

Motivatie

Wat een tijd: een pc met een harde schijf van slechts 30 MB, een monochroom SVGA-beeldscherm, programma’s die ‘op bijna niets liepen’ en data die weggeschreven werden op diskettes van 5¼ inch en 3½ inch. Omdat in het Dienstgebouw geen werkplek en geen computer voor mij beschikbaar waren, moest ik zelf een pc aanschaffen om thuis mijn veldwerkdata uit te kunnen werken. Ook het bezit van een eigen vervoermiddel behoorde tot de arbeidsvoorwaarden. Dat ik voor dit alles diep in de buidel moest tasten, maar dat er met liefde voor overhad geeft wel aan hoe groot mijn motivatie was om van mijn droombaan een succes te maken. Vijf opeenvolgende contracten, telkens voor de duur van één jaar, had directeur Cees Stefels me aangeboden. De persoonlijke financiële investering in mijn werk zou ik gaandeweg vanzelf terugverdienen…

Welke dieren zag ik en wat waren ze aan het doen wanneer ik eraan kwam? – Foto: ©Anja Arentzen

Vast patroon

Het onderzoek naar de verspreiding en schuwheidsgedrag van de edelherten in het Nationale Park De Hoge Veluwe bestond uit ‘rondjes rijden’ over een variabel traject tussen vier aanzitposten. Volgens een min of meer vast patroon moest ik nagaan, welke leeftijdsklassen van edelherten zichtbaar waren, op welke plaats(en) ik ze zag en wat ze deden op het moment dat ik ze zag.

Hierbij lag de nadruk op het gebruik van open terreinen, omdat het doel van het nieuwe wildbeheer in het Park bestond uit het verminderen van de schuwheid en het vergroten van de zichtbaarheid van het grofwild. Met het oog op de schuwheid was er speciale aandacht voor reacties op verstoring. Wat veroorzaakte de verstoring, waar bevond zich de verstoringsbron, hoe ver was de verstoringsbron van de dieren verwijderd en hoe reageerden de edelherten hierop? Zekerden ze alleen maar of sloegen ze op de vlucht?

Zekeren of toch maar vluchten? – Foto: ©Anja Arentzen

Verstoring

Kon ik zien hoe ver ze vluchtten? Soms gingen de edelherten op de loop zonder dat ik ook maar iets kon ontdekken van wat de verstoring veroorzaakte. De data die ik verzamelde moesten duidelijkheid verschaffen over het effect van het nieuwe wildbeheer. Ging het roodwild het terrein anders en de natuurlijke voedselbronnen buiten het veilige dekkingsbos beter benutten of vormde de grote schuwheid een belemmering?

Veranderde het terreingebruik? – Foto: ©Yvonne Arentzen

Verschillende varianten

Kortom, konden de beheerders het gedrag van de dieren een gewenste kant op sturen of bleef alles bij het oude – en was in dat geval alle moeite zogezegd voor niets? Cees Stefels had mij een prachtige puzzel gegeven om op te lossen.
Vier dagen per week was ik in het veld te vinden. Dat betekende elke keer een aanzit plus het rijden van een traject, dat uit drie onderdelen bestond: de oostkant van de Wildbaan (zandpaden), het midden (de asfaltwegen door de Wildbaan) en de westkant van de Wildbaan (eveneens zandpaden).

Bijzondere omstandigheden… – Foto: ©Yvonne Arentzen

Uitwijken

Aaneenschakeling van de verschillende onderdelen van het traject leverde verschillende varianten op. Af en toe leidden bijzondere omstandigheden ertoe, dat ik uit moest wijken naar een alternatief.  Daarover lichtten de jachtopzichters Jan Venema en Eb Curré mij altijd bijtijds in. Wanneer zware regenval en/of bevroren plassen de Heiweg en de Karitzkyweg onbegaanbaar maakten, moest ik uitwijken naar het toen nog smalle asfaltfietspad over het Deelense Veld en langs de noordzijde van de Kompagnieberg.

… leidden tot een alternatieve route – Foto: ©Anja Arentzen

Zware sneeuwval

Op dat laatste fietspad heb ik na zware sneeuwval eens al mijn stuurmanskunst moeten gebruiken om langs een in het veld geparkeerde wagen te kunnen rijden; het was letterlijk een kwestie van op slechts luttele centimeters afstand die wagen passeren. Een schuiver op het Lange Pad – een inmiddels niet meer bestaand zandpad langs de noordkant van het voormalige rustgebied Bosje van Staf – heeft me voor eens en altijd geleerd ontzag te hebben voor sneeuwduinen.

Februari 1991 was een echte wintermaand met zware nachtvorst, overdag temperaturen onder of rond het vriespunt en zware sneeuwval. Het witte goedje lag zo hoog, dat het tijdens mijn rondritten schraapte tegen de bodemplaat van mijn auto. Dankzij de dikke sneeuwlaag konden de wintersporters onder de Parkbezoekers genieten van langlaufloipes die op een deel van mijn traject waren uitgezet. Natuurlijk leverde het gemopper op, wanneer ik de loipes beschadigde met mijn bandensporen. ‘Niets van aantrekken. Jij gaat gewoon lekker door met je werk. Voor die wintergasten is het maar een hobby,’ merkte Bert Snijders op.

IJs op de Heiweg – Foto: ©Yvonne Arentzen

Gratis slipcursus

Naarmate ik vaker over de zandpaden reed, leerde ik vanzelf werkelijk elk hobbeltje en kuiltje daarin kennen. Ook de moeilijke stukken met een hoge middenberm, waarop ik mijn auto in een vlaag van onoplettendheid zou kunnen ‘parkeren’, wist ik binnen korte tijd feilloos te traceren; gewoon een kwestie van bijtijds het rechte spoor verlaten, met twee wielen strak langs de berm en twee wielen op de middenberm deze hindernis nemen. Rul zand was ook zoiets; niet te hard rijden, maar vooral niet te zacht – pakte ik het verkeerd aan, konden de wielen zich vast malen.

Toen de Karitzkyweg op een dag opgekalefaterd was met heideplaggen die in de regen spekglad waren geworden, had ik van mijn werkgever maar mooi een gratis slipcursus cadeau gekregen; mijn auto wilde alle kanten uit, vooral naar de grote afwateringsgaten aan weerskanten van het pad. Mijn vervoermiddel was nu eenmaal geen zware terreinwagen, maar een lichtgewicht Ford Fiesta.

Mijn Fordje op de kleddernatte Heiweg – Foto: ©Yvonne Arentzen

Overstekend wild

‘Gewapend’ met deze vorm van terreinkennis wist ik zelfs met dichte mist, waar precies ik me bevond. Het vergemakkelijkte ook het al rijdend rondkijken en opmerken van wild. Toch bleef het ook recht vooruit oppassen geblazen; gelukkig ontdekte ik bijtijds de omgewaaide berk, die over de volle breedte van het zandpad lag.

Hoewel ik vrijwel altijd stapvoets reed, moest ik op een ochtend vol in de ankers om het hertekalf, dat klaarblijkelijk geen gevaar in mij zag, niet op de motorkap te doen belanden. Het beestje wilde gewoon achter zijn moeder aan, die zojuist het pad gekruist had. De rest van het kaalwild dat nog moest oversteken stond eerst als aan de grond genageld, maar draafde daarna vlak voor mijn stilstaande auto langs naar de hinde met het kalf toe.

Zeldzame gebeurtenis

Was dit al een kippenvelbelevenis, tot tranen toe geroerd was ik bij de ontmoeting met een roedel bastherten op het pad ten zuiden van de Nieuwe Plijmen. Die zeldzame gebeurtenis op een avond in juni zal ik van mijn levensdagen niet vergeten. Ik kwam stapvoets een bocht in het pad door en daar stonden ze ineens vlak voor me: acht geweidragers. De spitser en het jonge hert in dit gezelschap wilden vluchten, maar de rest bleef staan. Zes, zeven meter voor mijn Fiesta rezen zes bloedmooie herten op die mij aanstaarden. Iets verderop, naast een vliegdennetje stonden de spitser en het jonge hert zich aan mij te vergapen. Ik voelde me klein, ondanks de bescherming van mijn rijdende schuilhut kwetsbaar. Ik was een indringer in een wondere wereld. Minutenlang was het er: oogcontact tussen acht dieren en mijn nederige persoontje.

Ondertussen kleurde het avondlicht door de ondergaande zon warm rood. Golden hour. Met een hart vol onbenoembare gevoelens vocht ik tegen de tranen. Bij voorbaat was ik kansloos. Het was waarschijnlijk mijn gedempte gesnik dat de betovering verbrak. De herten gingen weer over tot de orde van de dag; ze wendden zich van mij af, verlieten het pad en bogen zich vanaf de berm over de bochtige smele in het bos. Een half uur lang heb ik met volle teugen mogen genieten van een zeldzaam tafereel: herten die zich heel langzaam, al laveiend van mij verwijderden en tenslotte als schimmen oplosten in de schemering van het Hoge Bos.

Lees ook: Veldwerk op de Hoge Veluwe – Deel 6

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2018/12/11/veldwerk-op-de-hoge-veluwe-deel-5/