1891 – Albertus Bernard (A.B.) Wigman – 1972 – Deel 1

Terugblik…

Zo af en toe kijken wij samen met u terug naar de beginjaren van de Jac. Gazenbeekstichting.  De bedoeling van de redactie is, om artikelen uit die beginperiode te publiceren op ons weblog, al dan niet voorzien van oude en/of nieuwe foto’s.

Het betreffende verhaal is geschreven door zijn dochter Mia S. Wigman en verscheen in:
“De Veluwenaar” – 2e jaargang – No. 3 – juli 1994

********************************************************************************************************

Een mensenleven lang in de natuur…

Het begint al voor de eeuwwisseling in dat kleine hoekje Veluwe waar vader Wigman in de lentemaand van 1891 te Lunteren wordt geboren. Als kind exploreert hij de streek met zijn vader, hoofd der O.L.S., of met zijn grootvader.
Hij zwerft met broer en vriendjes in de bossen, over de hei en door de broeklanden om het stille dorp.

Hun expansiemogelijkheden liggen – anders dan voor stadskinderen – vrijwel uitsluitend in de natuur; àl spelend ontwikkelt hij zijn door de ouders gewekte interesse.
En zou hij ook niet iets van die drang naar vrijheid en eenzaamheid hebben geërfd uit de geslachten van zijn voorvaderen die de streek bewoonden en vermoedelijk – stugge Veluwenaars – allen buitenmensen waren in hart en nieren?
<< Zie ook links zijn mooie EX-LIBRIS >>

Albertus B. Wigman werd geboren in Lunteren – Oude ansichtkaart  van Lunteren uit die periode

Beleven en ontdekken

Na ruim tien jaar verhuist het gezin naar Wageningen, waar de dorpsjongen zijn blik kan verruimen, andere landschappen leert kennen: de Gelderse Vallei, destijds nog een rijk gevarieerd natuurlijk gebied, thans bebouwd, verkaveld en verschraald, de rivier met haar uiterwaarden, de hoge stuwwal erlangs, het boeiende loofbos van de statige landgoederen. Wat valt er voor een schoolkind veel te beleven en te ontdekken!

Thijsse en Heimans

Met grote waardering spreekt vader in één zijner publikaties over de stimulans welke in die jaren uitgaat van het werk der grote voorgangers Jac.P.Thijsse en E.Heimans. Al hun boeken worden van zuinig zakgeld bijeen gespaard. “Het Vogeljaar” van Thijsse verschijnt sedert 1903 in afleveringen. De jongen mag de gelezen nummers hebben van een van zijn vaders relaties, en in een band verzamelen. Wat een geschenk!

Die zeldzame eerste druk staat nu in mijn kast. Op mijn beurt kreeg ik dit boek waaraan hij zulke goede jeugdherinneringen had, als een heel bijzonder cadeau op mijn veertiende verjaardag, opdat ook de nieuwe generatie door vader bij de hand genomen op Thijsses natuurspoor gezet zou worden.

 

De schrijver met een reekalfje in 1931 – Archief foto JGS

Een buitenvriend

Reeds in zijn H.B.S.-tijd begint de jonge veldbioloog-in-de-dop zijn belevenissen in bos en hei, als zwerver langs het wildspoor op papier te zetten; “klungelig geschrijf in kinderkranten” zegt hijzelf ervan, spoedig gevolgd door vroege publikaties in Thijsses tijdschrift “De levende natuur” en in “Buiten”.

Het is alles nog wat groen en onrijp,  “amateurswerk, voor eigen ontspanning, waaraan men geen wetenschappelijke waarde mag toekennen”. Daarvoor ontbreekt deze biologische doe-het-zelver dan ook de opleiding, hoewel zijn kennis gestaag groeit. Wat hij dan met zijn vertelsels beoogt?

“Een buitenvriend en bewonderaar der natuur, die door zijn schrijverij hoopt, ook anderen wat ontvankelijk te maken en hun, als ‘t mocht wezen, ‘t goede pad te wijzen… ziedaar wat ik wil wezen, anders niet”, belijdt hij in een autobiografietje in “De roep der velden”. En zo is het gebleven, een mensenleven lang.

Natuurjournalist

Als Thijsse in 1915 om gezondheidsredenen zijn gewaardeerde medewerking aan “De Telegraaf” moet stoppen, neemt vader op diens instignatie deze taak over; dat is het begin van een loopbaan als natuurjournalist. In 1917 verschijnt bij Meulenhoff zijn eersteling in boekvorm, “Vogelleven in Nederland” getiteld.

Het deeltje zal gevolgd worden door een reeks van ruim twintig werken en werkjes handelend over de Veluwe in al haar facetten. Ik noem u uit die eerste jaren “Langs eenzame paden” (1929) en “Bruine verten en blinkend zand” (1932), beide reeds lang slechts antiquarisch verkrijgbaar, en “Gevederde vrijbuiters” (1937).

 

Uitwisseling van ervaringen

Naast het dagelijks werk – het beheer van een familiedrukkerij en -uitgeverij – blijft vader met hart en ziel betrokken bij het buitenleven, ontwikkelt een steeds gedegener kennis ervan door veel te lezen, excursies en uitwisseling van ervaringen met gelijkgestemden (Strijbos, Tolman, allen uit hetzelfde jaar 1891!), het vergezellen van jachtschuts en het praten met boeren en schepers. Overal steekt hij wat op; in dat hoekje Veluwe vindt hij alles waarvan hij houdt en zijn groeiende lezerskring laat meedelen. De neerslag ervan vinden we in honderden artikelen. Zij werden geschreven zonder de minste pretentie, maar wel met een toegenegen hart”.

Lees ook: 1891 – Albertus Bernhard (A.B.) Wigman – 1972 – Deel 2 – Slot

P.S. Heeft u nog een mooiere afbeelding van A.B. Wigman’s Ex-Libris, dan houden wij ons aanbevolen!

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2018/05/15/1891-albertus-bernard-a-b-wigman-1972-deel-1/