Kent gij Uw streek…?

jubil25-2-2 (1)bert-andree-banner-260x300Aandacht voor Jac. Gazenbeek (1894-1975)

Mede omdat wij dit jaar ons 25 jarig bestaan hopen te vieren, leek het ons goed om in dit jubileumjaar ook extra aandacht te besteden aan de naamgever van de stichting, de schrijver, natuurvriend en folklorist Jac. Gazenbeek(1894-1975).

Het betreffende artikel is eerder verschenen in maart 1943.
Ook hebben wij het gepubliceerd in ons kwartaalblad
“De Veluwenaar” 7e jaargang no.2 – april -1999

___________________________________________________________________________________________

De waarde der mondelinge overdracht

De kennis van de streek die wij bewonen, kunnen wij gevoeglijk een van de fundamenten van de liefde voor onzen geboortegrond noemen. Wij ontlenen deze kennis grotendeels aan geschreven bronnen, waaraan voornamelijk de archieven ten grondslag liggen, maar buiten deze geboekstaafde geschiedenis zijn er dan nog de mondelinge overleveringen, de sagen en legenden, die ons vertellen van het land en zijn bewoners en aldus een kostbare cultuurschat vormen, welker waardering de laatste jaren steeds groeiende is.

job 1

De oude Job Goor kon prachtig vertellen – Foto: ©Jac. Gazenbeek

Kunst van het vertellen

Wie waarlijk belangstelling heeft voor deze dingen en omgaat met het landvolk, kan ook in deze tijd nog herhaaldelijk zijn kennis omtrent de omgeving uitbreiden en verdiepen, want er zijn gelukkig nog ouden van dagen – en van deze moeten wij het hebben – die de kunst van het vertellen machtig zijn èn bovendien een uitmuntend geheugen blijken te bezitten aangaande het verleden.

Zo vangt men dan, gezeten op den Veluwsen ”heerd” zo hier en daar nog weleens aardige wetenswaardigheden op, die er niet weinig toe bijdragen ons beter te doen begrijpen, hoe het Heden uit het Verleden is gegroeid.

Wonderlijke dingen

Soms kunt ge een boer treffen, zo’n eenvoudig, vroom mens, die starend in het haardvuur, als in gedachten verzonken, vertelt van wonderlijke dingen, die hij misschien niet zelf beleefde, maar van zijn vader en grootvader hoorde en die hij dus overdraagt aan de generaties welke op hem volgen.
Dat zijn de mondelinge overleveringen die ontegenzeglijk van een grote bekoring zijn, al valt het – gesteld, dat u zulks zou wensen – niet altijd gemakkelijk de feiten, die aan zulke verhalen ten grondslag liggen, te scheiden van de verdichting.

Veranderingen

Een andere keer zal zo’n bejaarde Veluwenaar u vertellen uit de dagen van zijn jeugd en dit is gewoonlijk ook belangrijk genoeg om aan te horen, want verbijsterend zijn immers de veranderingen op allerlei gebied, die zich in een tijd van nauwelijks een halve eeuw hebben voltrokken.

Wat weten de meeste jongeren van het leven op het platteland, in de dorpen en op de boerderijen zo uit de tijd omstreeks 1900, toen de twintigste eeuw begon? Zo kort ligt dit achter ons en toch zijn wij daarvan als het ware vervreemd en wanneer wij iemand daarover horen vertellen, is het of wij in aanraking komen met een tijdperk dat veel en veel langer dan een mensenleeftijd tot het verleden behoort. Aan de hand van hetgeen ons dezer dagen te Lunteren op de Veluwe overkwam, mogen wij een en ander nader toelichten.

Halve eeuw geleden

De aanleiding was een op zich zelf onbetekenend voorval: men maakte ons er op attent, dat het een halve eeuw geleden was, dat Jacob Goor, een eenvoudige landbouwer, een bodedienst opende op Barneveld. Op zichzelf beschouwd volstrekt geen wereldschokkend gouden jubileum, maar deze bodedienst van Lunteren naar het dorp van Jan van Schaffelaar, was begonnen met… de kruiwagen en dit maakte het geval wel zo markant, dat wij besloten de jubilaris, de oude Job Goor, eens op te zoeken. Waarvan wij – achteraf beschouwd – volstrekt geen berouw hebben!

job 2

Job Goor begon een bodedienst met de kruiwagen – Foto: ©Jac. Gazenbeek

Merkwaardig begin

Wij vinden de vrachtrijder thuis in zijn vriendelijke boerenwoning, die vlak bij de Goorsteeg ligt. Natuurlijk heeft deze co-incidentie van namen (Goor, die bij de Goorsteeg woont!) onze aandacht al getrokken en daarover zullen we onze gastheer straks stellig eens polsen, maar als wij op de ”heerd” tegenover elkaar zitten, gaat het gesprek eerst geruime tijd over koetjes en kalfjes, want men moet bij de Veluwse boer niet met de deur in huis vallen.
De gelegenheid nader in te gaan op het merkwaardige begin van de wekelijkse bodedienst doet zich weldra voor en dan zit Goor al spoedig op zijn praatstoel. De oude baas behoort gelukkig niet tot de naturen, die elke vraag met een kortaf ‘Ja’ of ‘Nee’ beantwoorden, integendeel, hij ontpopt zich als een smakelijk verteller met een uitstekend geheugen aangaande ”den goeden ouden” tijd.

”Ja….”, zegt hij glimlachend, als wij over de voorgenoemde kruiwagen beginnen, ”daarmee ben ik in 1892 begonnen. Met een kruiwagen, een kist, waar de eieren in gingen en een grote kippenmand! ’s Woendags ging ik de hele dag erop uit om vracht te halen bij de boeren: die bestond hoofdzakelijk uit eieren en kippen, en donderdagmorgen voor dag en dauw stapte ik dan, de wit

Op de fiets

De geschuurde klompen ân, naar Barneveld. – Maar ja, ik kreeg teveel vracht en toen ik een bietje geld had overgespaard, ging ik uitbreie en kocht ik een hit en een kar. Maar na een paar jaar liep het me wéér over d’n kop en kocht ik ineens een grote meubelwagen met beugels, waarover een groot dekzeil lag. Die heb ik nou nog, maar tja – toen de auto’s kwamme kon ik niet meer mee, dat snap je. Toen nam m’n zoon ’t grootste deel van ’t werk over, al ging ik zelf iedere donderdag toch naar de Barnevelder markt. Maar op de fiets! De auto kregen ze me niet in! En nou…. ja, nou gaat het wéér met paard en wagen….”. *

job 3

Drie generaties Goor, staande Job Goor en op de bok, vader Evert en zoontje Job – Foto: ©Jac. Gazenbeek

Kwaad gespuis

”En”, vragen wij, ”heb je zo al die jaren door wel eens wat bijzonders meegemaakt langs de weg? Geen last ondervonden van kwaad volk of zoiets….?” ”Nooit”, is het positieve antwoord, ”je hoorde wel ’s, voornamelijk van voerlui die op Arnhem reejen, dat ze onderweg kwaad gespuis op de wagen kregen en vroeger reej d’r een voerman van Harderwijk op Arnhem, die achter onder z’n wagen een grote grijze wolfshond had lopen. Dit voor ’t geval d’r kwaad volk op d’n wagen zou proberen te klimmen. Die Harderwijker voerman reed er twee dagen over naar Arnhem; hij overnachtte altoos op de Ginkel, waar de Hessenweg op de grote straatweg uitkomt.

Maar neej…. van hier naar Barneveld was ’t een stille weg, al liep ik dan ook voor de zekerheid zolang ’t donker was, náást de wagen in plaats van op de bok te zitten. Trouwens dat deed ik ôk nog liever en lopen konden we vroeger beter dan tegenwoordig!

Klompen half afgesleten

_ Ik herinner me nog, dat ik een vracht meubels in Aalten môst halen en ik ging van huis met de schoenen aan, maar toen ik een eindje gelopen had – want ik liep weer als vanouds naast de bespanning – kreeg ik zo’n pijn in m’n voeten, dat ik gauw de klompen antrok, want die had ik gelukkig meegenomen. Ja, en toen ik weer thuis was uit de Achterhoek, had ik m’n nieuwe peppelenklompen meer dan half afgesleten. Daaraan kon je dus wel zien, dat ik met zo’n reis meer liep, dan op d’n bok zat…”  ”Ja”, zucht Goor, ”dat was een heel andere tijd en ’t geld was schaars, zodat je alles zèlf verbouwde, zèlf maakte en als ’t niet strikt noodzakelijk was, gaf je geen cent uit.

Dorsen

Werk was d’r daarom altijd an d’n winkel, niet alleen ’s zomers, maar ook ’s winters. Dan stonden we evengoed elke morgen om vier uur op als bij zomerdag en dan werd er eerst een paar uren met d’n vlegel gedorst bij ’t licht van een petroleumlampje. Nou, dan was je wèl warm als Dan was d’r bijvoorbeeld de hennep, die we hier allemaal verbouwden, ook al omdat je die nodig had. – Die vroeg een hele bewerking: eerst ’t plukken, als ’t zover was; dan moest de stengel “reuten” (roten of rotten) en zo langzamerhand was ’t spul zover, dat er wat van gemaakt kon worden. In de eerste plaats maakten wij alle touwen zelf. Verder werd een gedeelte van de hennep gebruikt om zakken te laten maken en ook ondergoed, dat was grauw van kleur, maar degelijk en sterk!

job 4

Vader Evert en zoontje Job voor hun Chevrolet die de oorlog overleefde – Foto: ©Jac. Gazenbeek

Oplossingen zoeken

– In alle dingen zocht je vroeger maar zèlf een oplossing; dat moest je ook wel doen en ’t gaf meer moeite en zorg, maar had toch ook z’n goeie kant…” Met vele dingen om te overdenken, nemen wij dan afscheid van onze gastheer, die ons zulk een interessante blik gunde op een tijdperk dat achter ons ligt.

Tekst en foto’s: Jac. Gazenbeek, maart 1943

* De vrachtauto was inmiddels gevorderd door de Duitsers, na de oorlog is hij teruggevonden in Elst.

Eerder gepubliceerd in De Veluwenaar – april 1999 – 7e jaargang – No. 5

Lees ook: Als die wagen praten kon..!

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2016/06/08/kent-gij-uw-streek/