Willem van Tongeren, marskramer op de Veluwe – Deel 1

Eén der laatste marskramers op de Veluwe

image-3056298

Willem van Tongeren (1864-1942) – Foto: ©Collectie Van Lohuizen

In het centrum van Vaassen staat naast de Grote Kerk het standbeeld van Willem van Tongeren. Eén van de laatste marskramers, die per dag zo’n 20 tot 30 kilometer aflegde over de Oost-Veluwe. Op initiatief van de buurtvereniging ’t Laor, is het standbeeld er gekomen. Wie was deze man eigenlijk?

“Het initiatief van ’t Laor is prachtig en ik hoop, dat de buurt vereniging er in slaagt het plan te verwezenlijken”, schreef de heer G.S. van Lohuizen in 1983. “Want Willem van Tongeren hoort bij ’t Laor, hoewel hij er niet vandaan kwam en er ook niet geleefd heeft.

Het Laor was een nederzetting van van zwervers(troesterbinken), zoals de laatste heidenen(zigeuners) die in de 18e eeuw in de bossen van de Veluwe huisden en daar werden uitgeroeid. Verbannelingen, vervolgden, reizende kooplieden en anderen die de steden en dorpen waren ontvlucht om een vrij leven te leiden.”

Wie was hij?

Vader Willem van Tongeren en moeder Teuntje Palm, hadden zeven kinderen(zie aan het slot van dit artikel), waarvan Willem de vijfde was. Hij werd geboren in Epe op 20 januari 1864 en overleed op 7 november 1942 te Beekbergen.
Vader en moeder waren ‘dagloner’, dat wil zeggen dat het gezin behoorde tot de armste groep van de bevolking. Zij woonden eerst in de buurtschap ‘Norel’, daarna in Lohuizen en tenslotte weer aan de Dellerweg in ‘Norel’. Steeds woonden zij in een plaggenhut, die zoals aan de Dellerweg, langzaam werd omgebouwd tot een klein landarbeidershuisje. Met een deel voor een paar geiten, maar het bleef een armoedig gedoetje. Ouderen zullen zich het huisje nog wel herinneren aan de Dellerweg, hoek Holleweg, waar na de familie Van Tongeren, vrouw Hanekamp(vrouw Kúkeleku) met haar man woonde. In de dertiger jaren woonde Dine van Eek er, tot het huisje vervallen was en werd afgebroken (in brand gestoken).

Het ‘Huisje van Hanekamp’, met Johanna Cornelia Hanekamp-Vrielink in de deuropening – 1930.Foto 2. WvT

Het ‘Huisje van Hanekamp’, met Johanna Cornelia Hanekamp-Vrielink in de deuropening – 1930 – Foto: ©Collectie Van Lohuizen

Bezems, boenders en wit zand

Vader Willem en moeder Teuntje moesten hard werken om aan de kost te komen en zij probeerden op allerlei manieren wat te verdienen. Zij werkten in het voor- en najaar bij de boeren op het land. In de winter ging Van Tongeren de bossen in om daar te werken (Tongeren en Welna), maar ook om berkentakken te halen om bezems te maken. Er werd heide gemaaid om er boenders van te maken. Dat binden kon mooi thuis, dan kon iedereen daarbij helpen. De verkoop was voor moeder en de kinderen, zelf ventte Van Tongeren met wit zand langs de deur. Dat witte zand werd gebruikt om ’s zaterdags, nadat de keuken was opgeruimd, mooie figuren mee op de stenen vloer te strooien.

Het ‘Huisje Hanekamp’, met Johannes Hanekamp in de deuropening – 1940product_thumb (2)

Het ‘Huisje Hanekamp’, met Johannes Hanekamp in de deuropening – 1940 – Foto: ©Collectie: Van Lohuizen

Voor de paar geiten die op de deel stonden of aan een ‘spikke’ (pin in de grond) langs de weg, moest geitenvoer worden ingezameld. Dat was moeder haar deel, zij zorgde met de kinderen dat zij voldoende voer hadden voor hun eigen geiten, maar ook voor de verkoop aan haar vaste klanten. Ze waren één van de vele gezinnen in Epe die op de onvruchtbare grond woonden en een voortdurende strijd moesten voeren tegen honger en kou.

Eenvoudig van geest

De kinderen moesten natuurlijk meehelpen zo gauw dat mogelijk was. Van naar school gaan was dan ook nauwelijks sprake. De dorpsschool van meester Vasseur kostte veel geld en dat was er niet. Bovendien konden de kinderen al vroeg meehelpen op het land om zo een paar centen extra te verdienen. Het is mogelijk dat zij ’s winters wel naar school gingen, daar was het in ieder geval warm, maar ik verwacht het niet. Behalve misschien broer Hendrik, want Willem junior was in latere jaren vreselijk trots op zijn broer Hendrik die ‘zo geleerd was’! Nu kon dat in de ogen van Willem al heel gauw, want voor hem was het leren niet weggelegd. Hij was ‘eenvoudig van geest’, die als kind al, graag in de berm van de weg lag te dromen.

Foto 4. WvT

De Dorpsschool aan de Hoofdstraat, waar nu ongeveer het VVV-kantoor is gevestigd – 1910 – Foto: ©Collectie Lohuizerbrink

Werken?

Hij groeide op als een goedmoedige jongeman, maar wel heel eigenwijs. Hij wist precies wat hij wilde en vooral wat hij niet wilde. Werken vond hij maar niks, dat was voor de dommen. Zoals gebruikelijk werden de jongens en meisjes uit deze gezinnen naar een boer gebracht om daar te werken voor kost en inwoning en een zeer kleine vergoeding(één keer per jaar). Willem heeft verschillende boeren als werkgever gehad, goede en minder goed, maar het werd steeds weer een mislukking. Hij moest werken en dat deed hij niet graag en ook wel verkeerd.

De gebroeders Hendrik links en Willem van Tongeren met kruiwagen met zand – 1905.product_thumb (1)

De gebroeders Hendrik links en Willem van Tongeren met kruiwagen met zand – 1905 – Foto: ©Collectie Van Lohuizen

Moeilijkheid was het rekenen

Bij de boeren kwamen op gezette tijden de marskramers aan de deur met textiel, potten en pannen of met manden, maar vooral de “Kissieskerels” en dat trok Willem. Met een kist voorzien van laadjes, met klein spul; garen, band, knopen, lucifers e.d. als handel, niet te zwaar en dan een vrij leven. Van boerderij naar boerderij zwervend, hier en daar een praatje, daar koffie en op bepaalde boerderijen met de knechten mee eten. Dat werd zijn beroep!
Vanuit zijn ouderlijk huis aan de Dellerweg zwierf hij op de Oost-Veluwe rond. Met zijn goedmoedige uiterlijk, zijn eenvoudige praatje, zijn ‘simpele ziel’, werd hij al gauw een goede bekende in deze omgeving. De grote moeilijkheid was het rekenen, dat kon hij niet. Hij ging op de grootte van het geld af. Een halve cent was te weinig, die nam hij niet. Centen ging best en de grote cent(de vierduiten of halve stuiver= twee en halve cent) dat was het! Dat een dubbeltje en een kwartje ‘groot geld’ waren in die tijd, dat ontging hem. Acht losse centen was veel meer dan zo’n klein dubbeltje.

Foto 5. WvT

Willem van Tongeren als marskramer in de Beekstraat, in de nabijheid van ‘Villa Vijvervreugd’ – 1930 – Foto: ©Collectie Van Lohuizen

Willem wordt bestedeling

Van zijn moeder had hij enkele zondagschoolversjes geleerd. Op verzoek zong hij, dan ging de pet af en een van de oude liedjes werd met overgave gezongen. Rond Koninginnedag werd ‘Oranje boven’ op het repertoire gezet. Hij had zo een prachtig leven en thuis werd er goed voor hem gezorgd. Maar ook voor Willem kwamen er droeve tijden. Eerst overleed zijn vader in 1902. Broer Hendrik kwam thuis om moeder te helpen, maar in 1905 overleed ook moeder Teuntje. Hendrik en Willem bleven alleen achter in hun huisje en Willem moest ook thuis helpen, want Hendrik kon het niet alleen af.
Als dan in 1909 Hendrik, die ongetrouwd is gebleven ook sterft, blijft Willem alleen en vrij hulpeloos achter. De diaconie van de kerk ontfermt zich over hem en hij wordt ‘bestedeling’, dat wil zeggen dat de diaconie kost en inwoning betaalt aan een gezin dat Willem wil opnemen. Dat lukt wel, de gezinnen willen hem best in huis hebben, omdat hij goed gehumeurd, weinig eisend en veel weg is. Wel vindt hijzelf, dat er wel eens iets niet goed gaat, dan verhuisd hij nog wel eens.

©Tekst: G.S. van Lohuizen

(Wordt vervolgd)

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2015/05/26/willem-van-tongeren-marskramer-op-de-veluwe-deel-1/