Van stroper tot jachtopziener – deel 1

web cor koppies2 - kopie

Laden van het geweer – Foto: ©Aart Veldman

Cor Koppies(†) het kleine jochie uit Amsterdam

“Moet ik het eerlijk zeggen? Nou, als zo’n sabbelaar een konijntje strikt, dan kan het zijn dat ik het toevallig niet heb gezien. ’t Is duidelijk; de wetgever staat het niet toe. Maar wees nou eerlijk, tegen de kerk staan plassen mag evenmin. En moet je nou eens kijken wie dat allemaal doen”.

Cor Koppies (76 jaar is ie inmiddels, (1990) verloochent zijn afkomst niet. Hij, het kleine jochie uit Amsterdam, dat op z’n zevende naar Ermelo verhuisde en op zijn elfde de eerste haas strikte, die tot de gewiekste stropers van de Lage Landen uitgroeide, maar nooit iets deed wat hem tegen de weidelijke borst stuitte, functioneert sinds zijn 57e jaar als jachtopziener. Het stropen-van-toen, een keiharde maar faire strijd van stroper tegen het gevestigd gezag, wil hij niet in de herhaling zien. Dat komt omdat sindsdien zijn levenshouding is bijgesteld. Maar een beetje kwajongen is Cor altijd gebleven.

Als Manke Nelis

“Het rauwe werk heeft me lichamelijk tot een wrak gemaakt. Ik loop als Manke Nelis, wordt gepijnigd door reuma en heb bijvoorbeeld het vossen naspeuren in de sneeuw eraan moeten geven”.

Gentleman stroper

In zijn woonkamer aan de Goeman Borgesiusstraat in Harderwijk – en later die dag in het veld – bekruipt ons een gevoel van bewondering voor deze gentleman-stroper of door de wol geverfde jachtopziener, al naar gelang de invalshoek. Op zijn fiets overbrugt hij met moeite en pijn, de negen kilometer die hem scheiden van het landgoed Nieuw Groevenbeek. De honderd hectaren daar zijn bij hem in goede handen. Beladen met voer voor zwijn, vos en buizerd komt hij uiteindelijk zwetend als een otter, op de plaats van bestemming. Alle botten doen hem zeer. Een beetje een martelgang. Maar toch wordt zijn open gezicht bij aankomst gesierd door een bevrijdende lach. Uren achtereen zit hij in het veld, alleen of met één van zijn vrienden, zoals lange tijd de schilder en natuurmens Kees Kleijer, zelf ook gehandicapt en deel uitmakend van een trits broers, dat wordt gecompleteerd door Teus en Henk. Ze brengen hem zo vaak hij wil naar de plaats, waarvan hij vindt dat hij er thuishoort: het jachtrevier de Veluwse bossen.

Veld van eer

“Daar alleen ben ik echt gelukkig. Indien het straks niet anders meer kan, rijd ik met een invalidenkarretje het veld in….”. Koud en klam, uren achtereen wachten op een wild varken, al die ontberingen tellen niet mee voor Koppies, wiens enige waardige daad naar eigen zeggen, die op het veld van eer zal zijn.

Zeldzaam levensverhaal

De uren met Cor brengen een levensverhaal van zeldzame aard. Spanning, sportiviteit, avontuur, slimheid, humor maar vooral ook armoede, vormen de ingrediënten ervan. Ooit zette Cor zijn verhaal op schrift. ’t Grote succes bleef uit. Door allerlei omstandigheden, maar eerst en vooral omdat het verhaal niet af was.

web cor koppies1 - kopie

Thuis bij zijn trofeeënwand in Harderwijk- Foto: ©Aart Veldman

Gekrijs in de nacht

“Soms hè. Dan word ik middenin de nacht wakker. Dan sla ik beide handen in pure wanhoop voor de ogen en bedek ik vervolgens mijn oren om ze af te sluiten voor het gekrijs van de haas die vecht voor zijn leven. Misschien liep ik wel drie kilometer verder toen mijn vader het dier uiteindelijk uit de strop haalde”.

Toneel

Op 12 oktober 1913 werd Cor Koppies geboren in de hoofdstad. In 1918 ging hij met zijn ouders naar Vreeland aan de Vecht, in 1919 werd verkast naar Bilthoven en weer een jaar later volgde de verhuizing naar de Veluwe, naar Ermelo. “Mijn vader stond op het toneel met Heintje en Louis Davids, Sylvain Poons, Jan Musch en Eduard Verkade”. Weten we gelijk hoe het acteertalent in zijn genen gebakken is. Talent waarvan hij zich meer dan eens bediende om als stroper de financiële strop te ontlopen. Ergens in het struweel, tussen de Bosweg en de Drieërweg, ving hij met een ijzerdraad zijn eerste haas.

“Schreeuwend rende ik het bos in”. Zo erg was het kennelijk ook weer niet of hij deed het opnieuw en andermaal.
“We moesten toch overleven”. Het klinkt timide uit de mond van de slimmerik, waarvan je nooit zeker weet of hij je niet een klein beetje in de maling zit te nemen….

Cor-schuilhut-tweeDSCN8950-1024x701 - kopie

Uren achtereen in de schuilhut – Foto: ©Aart Veldman

Eerste aanvaring

Op zijn veertiende kreeg hij zijn eerste windbuks en op zijn zestiende volgde de eerste aanvaring met Berend Mosterd, de legendarische jachtopziener. “Die maakte je niks wijs. De haas, die ik had gevangen, heeft hij nooit gevonden. De patronen en het geweer wel.

Ik zie zijn grote zwarte hond naar mijn keel springen, telkens weer als ik iets te zwaar heb getafeld. Die was erger dan Berend en dat zegt wat”.

De bulderende lach van Cor slaat tegen de muur en kaatst terug. Wanden behangen met schilderijen en trofeeën, Cor triomferend naast het neergelegde zwijn, bij een tableau met hazen en als de grote overwinnaar naast Eduard het edelhert. De papegaai, de enige levende have in de kamer, fluit Koppies terug naar de werkelijkheid. Even later blaast hij voor ons op de jachthoorn. ‘t Zal toeval wezen, maar tien minuten later komt moeder Koppies de kamer binnen, handig laverend met een blad waarop drie glaasjes van de lekkerste jenever staan die ooit de huig heeft gestreeld. “Veluwse korenjenever. Mag ik bijschenken?”

sepia DSCN9111-678x1024

Samen met Cor Koppies op weg naar een volgend verhaal – Foto: ©Aart Veldman

Lees ook: Van stroper tot jachtopziener – Deel 2

Noot van de redactie:

In april 1990 verscheen bovenstaande verhaal in het boek: “Um de middagpot”, waarvan Dick van der Veen de tekst voor zijn rekening nam, de foto’s werden gemaakt door Aart Veldman . Beiden hebben belangeloos en welwillend hun medewerking verleend voor deze eerste twee delen, van de serie verhalen over Cor Koppies(†). 

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2014/12/26/van-stroper-tot-jachtopziener-deel-1/