Boswachter Folsche vertelt – Deel 2

Drijfjachten in de dertiger jaren

“Molshopen, konijnen en boskippen”

Eind september begonnen de drijfjachten op konijnen en fazanten. Hazen en fazanten werden als wild aangemerkt en konijnen als schadelijk wild. Op konijnen kon het hele jaar worden gejaagd. Om een drijfjacht te kunnen organiseren moest men het volgende hebben: a. een jachtakte b. een jachtterrein c. één of meerdere geweren ( bijvoorbeeld enkel- of dubbelloops hagelgeweren, kaliber 12). Verder één of meerdere jachtopzichters, voorzien van de nodige bevoegdheden en de nodige drijvers met stokken. Drijven was voor mij als vijftien jarige jongen wel aantrekkelijk, het leverde een rijksdaalder per dag op, en dat was veel geld in die tijd!

web - folche-5-od - kopie

Jachtgezelschap op het Kreelse Zand bij Ede rond 1930, middelste rij en derde van links met pet is vader Folsche sr. – Eigen foto

Ervaringen tijdens een drijfjacht

Meestal vertrokken we ’s morgens om circa negen uur vanaf de villa van de jachtheer, de heren jagers en drijvers, gevolgd door de wildwagen naar het bosperceel waar de eerste drijfjacht zou plaatsvinden. In de dunningswegen (houtafvoerweg) waren door middel van nummerbordjes de plaatsen voor de jagers aangegeven. Van daar uit kon op veilige afstand van de buurmanjager worden geschoten op het wild, dat uit het bos gedreven werd.

Inschieten

De drijvers, gewapend met stokken, dreven de konijnen voor zich uit in de richting van de jagers, merendeel gastjagers Dit eerste vak(bosperceel) leverde meestal niet veel slachtoffers op (veel missers). De heren moesten vermoedelijk nog “inschieten”.
Zo tegen de middag ging het beter. De jachtheer schoot de meeste konijnen, dankzij twee geweren met een geweerlader (helper). Hij kon zittend op een jachtstoeltje het voorbij komende wild schieten.
Tijdens het uitdrijven van een bosvak hoorden wij opeens een luid gekakel, het bleek een aangeschoten “huiskip” te zijn, vermoedelijk aangezien voor een fazant. Het arme dier werd afgemaakt en terug gegeven aan de plaatselijke pachtboer.

web - folsche005-zw

Helemaal links, de jeugdige Gerrit Folsche, met zijn kameraden Ab de Wilde (midden) en Jan Voet(rechts) op stap in Arnhem – Foto: ©Archief Folsche

Melkbus met zwarte koffie

Omstreeks half één was het schafttijd, dan gingen we terug naar de villa, waar de heren gingen lunchen en wij genoten in de tochtige open kapschuur van onze meegebrachte boterhammen met spek. Vanuit de keuken van de villa kregen wij een melkbus met zwarte koffie om ons brood weg te spoelen.
Hierna werd de jacht voortgezet in voornamelijk jong grove dennenbos.

Aan moes geschoten

Zo werd ook een bosvak met zeer veel konijnen uitgedreven, wat erg moeilijk ging, want door het geweldige geweervuur van de jagers, sloegen (liepen) veel angstige konijnen terug tegen de drijvers in. De laatste vijftien meter voor het eindpunt, waren veel konijnen in pijpen ( konijnenholen) gekropen. Soms zaten er wel vier in één zo’n pijp, en dan moesten wij ze eruit trekken en vooruit in de richting van de jagers drijven. Vaak werden deze konijnen aan moes geschoten omdat ze te dicht voor de lopen kwamen. Dit maakte niet uit, ze telden wel mee.

web - folche-2-od

Jagers en drijvers met hun buit rond 1930, in het midden knielend met geweer(kruisje) is vader Folsche – Foto: ©Archief Folsche

Veel last en schade

Tot ongeveer vier uur in de middag werd er gejaagd, waarna wij in optocht achter de goed gevulde wildwagen terugliepen naar de villa van de jachtheer. Daar stonden de plaatselijke poeliers al te wachten om een gedeelte van de buit over te nemen. De oogst van deze dag bestond uit zo’n 100 fazanten en ongeveer 450 konijnen, geschoten door 6 jagers.
Het betreffende landgoed was zeer rijk aan wild, waardoor de plaatselijke pachtboeren veel last en schade ondervonden. Maar de jachtheer trok zich daar weinig van aan, het wild was belangrijker. Als de boeren teveel klaagden konden ze vertrekken.

fazant-4-best

Opvliegende fazant – Foto: ©Archief JGS

Verdwaalde hagelkorrel

Gelukkig hebben zich tijdens de door mij meegemaakte drijfjachten geen ernstige ongelukken voorgedaan. Behalve tijdens een fazantendrijfjacht. Bij het uitdrijven van een elzenbosje, werd mijn maat (drijver) getroffen door een hagelkorrel in zijn oog. Onze jachtheer uit wiens geweer de verdwaalde hagelkorrel kwam, bekeek de oogverwonding en vond dat dit niet ernstig was en er wel weer doorgejaagd kon worden. Mijn maat had geluk, de fatale korrel zat net onder het oog onder de huid. Je kon het zien aan een blauw bolletje. Oorzaak van dit ongeval was, het over de hoofden van de drijvers de opvliegende fazanten schieten, wat ten strengste verboden is.

Boskippen

Als men bij schemerdonker langs de weilanden fietste, leek het wel of er allemaal molshopen lagen, maar ze bewogen zich en bleken het dus konijnen te zijn. Om het enorme konijnenbestand op peil te houden, werden er heel vaak ook gewoon gefokte konijnen, waaronder witte en zwarte, gepoot(uitgezet).
De populatie fazanten was ook sterk aanwezig en werd op peil gehouden door eieren in de broedmachine uit te broeden. De kuikens werden opgefokt, waarna deze in het bos werden uitgezet, wij noemden deze fazanten “boskippen”, omdat ze zo tam waren.
Deze fazanten werden het hele jaar bijgevoerd op vaste voerplekken. Als de jachtopzichter tijdens het voeren een fluitend geluid liet horen, kwamen deze dieren direct naar de voerplek. Om het wild te laten lijken, werd geruime tijd voor het jachtseizoen, het bijvoeren gestopt. Daarnaast werd er op voornoemde plekken veelvuldig in de lucht geschoten om de dieren de stuipen op het lijf te jagen, zodat ze zogenaamd verwilderden. Zie ook voorgaande.

Uiteindelijk

Voornoemde ervaringen hebben op mij een antipathie opgeroepen voor wat betreft de drijfjachten in deze vorm, zoals bovenstaand is beschreven. Mijn vader, wel liefhebber van weidelijk jagen, jaagde meestal voor de voet. Voor de voet wil zeggen, alleen met het geweer en een goed afgerichte hond.
Later, toen ik ook de mogelijkheid had om te kunnen jagen, heb ik daarvan nooit gebruik gemaakt. Deze zogenoemde sport kon mij niet bekoren.

©Tekst: Oud boswachter Gerrit Hendrik Folsche te Ede

Ook gepubliceerd in De Veluwenaar, No. 1  januari 2010

Lees ook:  Boswachter Folsche vertelt – Deel 3

 

***

De redactie heeft aan de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) om een reactie op bovenstaand verhaal gevraagd. Hieronder kunt u het antwoord lezen:

Jacht is thans wildbeheer geworden

Zoals het hele maatschappelijk leven sinds de jaren dertig is veranderd, heeft ook de manier van jagen een grote verandering ondergaan. De methode die omschreven wordt door oud-boswachter Gerrit Folsche, is thans ondenkbaar.  Zo moet iedereen die jager wil worden zich eerst onderwerpen aan een schriftelijk en praktisch jachtexamen. Dit staat onder toezicht van rijksgecommitteerden. Als men geslaagd is, kan men een jachtakte aanvragen. Is men van onbesproken gedrag en kan men uit het overleggen van schriftelijke verklaringen bewijzen dat men een jachtgebied heeft van minimaal 40 ha, dan geeft de politie een jachtakte af, die elk jaar weer verlengd moet worden.

Vijf wildsoorten

P1420291 - kopie

Louis Fraanje in gesprek met Zweitse Lulof van de KNJV – Foto: ©JGS/FF

Jagers werken thans samen in zogenoemde wildbeheereenheden (WBE’s). Dat zijn samenwerkingsverbanden van jachthouders die terreinen beheren ter grootte van 5.000 tot 25.000 ha. Voor zo’n gebied wordt een beheerplan gemaakt dat goedgekeurd moet worden door de provincie. Thans mag nog maar gejaagd worden op vijf wildsoorten: haas, konijn, fazant, wilde eend en houtduif. Voor die soorten stelt de overheid een jachttijd vast.

De provincie (soms de landelijke overheid) bepaalt wat er met alle andere diersoorten moet gebeuren. Ganzen, reeën, vossen en wilde zwijnen nemen de laatste jaren sterk in aantal toe en veroorzaken veel schade aan de landbouw. De provincie kan dan zeggen of die soorten moeten worden geschoten en voorschriften geven over te schieten aantallen, de tijden waarop en de plaats waar geschoten moet worden.

Van alle activiteiten houden de jagers tegenwoordig gegevens bij die in een speciale database worden opgeslagen voor wetenschappelijk gebruik. Er mag dan veel veranderd zijn in de jagerswereld, wat gebleven is, is hun verantwoordelijkheidsgevoel voor de natuur.

©Tekst: Zweitse Lulof,   Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging 

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2014/12/08/molshopen-konijnen-en-boskippen/