Wat voorbij is, moet blijven

Lezing ‘Landleven op de Veluwe’ benadrukt het streekeigene: huuskes en boerderieën

ERMELO – Kalend met halflang wit haar en golvende baard. Had hij zelf traditionele kledij gedragen, dan had Louis Fraanje zich nauwelijks onderscheiden van de markante koppen op de grote beamer.
Maar aan inleven heeft hij genoeg. Evenals de volle Immanuëlkerk, die zich graag liet meevoeren op Fraanjes foto’s en verhalen.
„Mijn opa zou jaloers geweest zijn op de opkomst,” opent Louis de lezing met een link naar de vroegere predikant uit zijn familie. „Ik kan natuurlijk in geen enkel opzicht in zijn schaduw staan, hij was een groot man, en ik heb ontzettend veel bewondering voor hem. Daarnaast breng ik weliswaar een iets ander verhaal, maar toch.
“En daar zie je mijn vrouw.”  Hij wijst op de eerste foto. “Handig om te weten,  want ik haal haar nogal eens aan.”
Er wordt gegniffeld om de kwinkslag, waarmee de toon is gezet.  De woordspelingen waarvan de voorzitter van de Jac. Gazenbeekstichting zich voortdurend bedient,  steken Herman Finkers soms naar de kroon.

Oud Veluws boerderijtje in Bennekom

Oud Veluws boerderijtje in Bennekom – Foto: ©Louis Fraanje

Fraanjes overzicht van het leven op de Veluwe begint poezelig. Een konijntje, lammetje en geknielde geit – “Zoekt zijn contactlenzen” – ontlokken de te verwachten ‘oh’s en ‘ah’s’. Na nog wat koeien, fazanten en een gele kwikstaart, verschijnt een Veluwse markt uit de jaren zestig.   Via een op schoot zittend huilend meisje,  jaloers op een ijsetende knaap,  verruimt het beeld zich dan: een grote groep ouderen die een poppenkastvoorstelling bekijkt. “En u dacht dat het alleen voor kinderen was.”

Drie kleine kleuters op een hek

Drie kleine kleuters op een hek – Foto: ©Louis Fraanje

Langzaam verschijnen nu dorp- en stadsbeelden, ‘huuskes en boerderieën’, zoals Louis aan de lopende band dialectisch koketteert.   Karakteristieke kippenhokken met ‘lessenaarvorm’ wedijveren met het verval.
Uit haveloze schuurtjes, waar velen niet gevonden zouden willen worden, duiken opeens verkreukelde oude mannen en vrouwen op: “Moet je dat gegroefde gezicht eens zien.”

 Evert Bouw uit Voorthuizen bij de rogge-oogst

Evert Bouw uit Voorthuizen bij de rogge-oogst – Foto: ©Louis Fraanje

.

Ze wonen nu eens alleen, dan weer samen met broers of zussen.
Wat hen van Otterlo tot ‘Kootjebroek’ met elkaar verbindt,  lijkt een zielsgevoel dat wellicht diep in de aard van de rasechte Veluwenaar ligt besloten: een onverzettelijke eigenheid.  Hiermee belandt Fraanje bij de drijfveer van hemzelf en zijn stichting: het bewaren van ‘het streekeigene’,  zoals hij het noemt.

Onder deze noemer blijven natuur, traditie, geschiedenis en mensenlevens niet langer fragmentarisch.  Bij elkaar vormen ze het grote geheel van het landleven op de Veluwe, tijdloos intrigerend voor vriend en vijand. Eén van die vijanden is ongewenste aandacht van ‘kiekers’.

“Bij boeren of markante Veluwenaren moet je niet tussen de middag of ‘s avonds na negenen aankomen”,  aldus de gedreven spreker.

“Ook moest ik veel gefotografeerde mensen beloven hun afbeelding niet voor hun dood aan anderen te tonen.   Ook de plekken hou ik vaak geheim.”

Veluwse eigenschap

Sommigen wilden zelfs per se niet vereeuwigd worden.  Fraanje zou echter Fraanje niet zijn als hij daar zo zijn methoden voor had.  “Bij Van de Brink bijvoorbeeld”, grijnst hij bij een plaat van een oude, op een stok leunende oude boer met een klein hondje, “mocht ik van de hond wel, maar van hemzelf geen foto nemen.  Maar ja, dat beestje week geen moment van zijn zijde, dusse…”  Van den Brink bleek trouwens over een ander vertrouwde Veluwse eigenschap te beschikken. Na elk bezoek werden verse kroppen sla uit de tuin gehaald. “Ja, je kreeg wat mee, hè.”

Veluwse boer is de zicht aan het haren

Veluwse boer is de zicht aan het haren – Foto: ©Louis Fraanje

Zinken teil

Werktuigen en (gebruiks-)voorwerpen ontsnappen ook niet aan de lezing. ‘Hiep’, plaggenhak, zeis, allemaal passeren ze de revue. “En wie van jullie”, bespeelt Louis de zaal trefzeker, “is hier nog in gewassen?”   Bij de foto van een zinken teil met schiftend zeepwater, steekt driekwart van de kerk zijn wijsvinger op. “Ja, en dan als laatste, hè. Pas na je andere broertjes en zusjes.”

Wie is hier nog in gewassen ?

Wie is hier nog in gewassen ? – Foto: ©Louis Fraanje

Over andere generaties gesproken, interesseren jongelui zich nog wel voor deze materie?   Karakteristiek is het antwoord wat Fraanje kreeg bij het standbeeld van Jan van Schaffelaar in Barneveld.  Op de vraag wie er nu eigenlijk van de toren was gesprongen, klonk een overtuigd ‘Herman Brood’.

Jan van Schaffelaar sprong van de toren in Barneveld

Jan van Schaffelaar sprong van de toren in Barneveld – Foto: ©Louis Fraanje

De 64-jarige Fraanje springt liever naar de toekomst.   De lonkende pensioengerechtigde leeftijd wimpelt hij nuchter af met een ‘het is juist een stapje vooruit.’   Lezingen zoals deze, georganiseerd door de Oudheidkundige Vereniging van Ermelo, zullen hem in het hele land blijven brengen.
Zichzelf ziet hij daarbij slechts als doorgeefluik. “Ik vertel er alleen maar over.  Want het bestond allemaal allang.”

 


klik hier om uw e-mail programma te openen

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2014/02/13/wat-voorbij-is-moet-blijven/