Heide, schapen, bijen en wichelroedelopers

Schaapskooi op de Edese heide (Foto: Louis Fraanje)

Schaapskooi op de Edese heide –
Foto:© Louis Fraanje

De bakermat van mijn voorouders stond op ‘De Hindekamp’, een landbouwenclave, grotendeels omgeven door de Ginkelse, Sijsseltse- en Edese heide. Volgens een topografische kaart van 1885 stonden daar minstens acht schaapskooien.

Op genoemd landgoed bevond zich voorts een tiental boerenbedrijven, waar men de schapen- en bijenteelt uitoefende, aangevuld met de opbrengst van enkele landbouwgronden, alsmede een moestuin met een aantal fruitbomen, waaronder de in Lunteren ontwikkelde Notarisappel en Pippeling.

Hannekemaaiers

De Veluwe-schrijver Jac. Gazenbeek, wiens grote liefde voor heide en schapen uit zijn omvangrijke oevre algemeen bekend is, zal ongetwijfeld geweten hebben, dat de heide (Calluna vulgaris), mondiaal bezien, uitsluitend in het Noord Atlantische kustgebied voorkomt. Naar verluidt was hij op ‘De Hindekamp’ dan ook een regelmatige en geziene gast. Via overlevering zijn mij uit die tijd enkele interessante zaken bijgebleven. De eerste bewoners van dat gebied zouden voornamelijk afkomstig zijn van achtergebleven ‘Hannekemaaiers’, seizoenarbeiders die uit Westfalen. Zo ook mijn voorouders, met als eersteling Conrad Spellsiek, in Ede ingeschreven als Coenraad Speelziek.

Wichelroedelopers

Wichelroedeloper

WR-loper

Voor er in dit gebied een schaapskooi werd gebouwd, werd de hulp ingeroepen van een WR-loper(wichelroedeloper), die de hiertoe geplande bouwplaats vooraf grondig inspecteerde ‘schouwde’ zoals men dat noemde. Een schaapskooi mocht namelijk nooit en te nimmer gebouwd worden op een plek, waar sprake was van negatieve bodeminvloeden, eertijds genoemd ‘kruisingen van aardstralen’. Uit ervaringen wist men dat zulke plaatsen, die thans ‘geopathische stoorzones’ genoemd worden, in het vroege voorjaar menigmaal aanleiding gaven tot vroeg- en misgeboorten bij de ooien. In die drukke periode kon dat nogal problemen opleveren. Ook bij het graven van waterputten werd er een WR-loper geraadpleegd. Die kon met zijn wichelroede plekken aanwijzen waar slechts op geringe diepte water werd aangetroffen. De gegraven putten werden dan vervolgens met stenen verstevigd, waartussen pletmos werd aangebracht zodat het water een soort zuivering onderging alvorens het in de put kon doordringen.

De bijenmarkt in Veenendaal omstreeks 1930 (Foto: Jac. Gazenbeek)

De bijenmarkt in Veenendaal omstreeks 1930 -Foto: ©Jac. Gazenbeek

Wol- en bijenmarkt

Het Veluwse heideschaap werd behalve voor vlees, vooral gefokt om de wol, die een dicht samenhangend vlies had. De meeste schapenwol werd jaarlijks, rechtstreeks of via handelaren, verkocht op de Veense wolmarkt in Veenendaal. Deze markt werd tot het eind van de 19e eeuw in de eerste weken van juli gehouden. Gelijktijdig was er in Veenendaal de jaarlijkse bijenmarkt, die aanvankelijk twee weken duurde. Later werd dat één week en nu nog maar één dag, de derde dinsdag van juli. Van een deel der opbrengst van de schapenwol kocht menige heide-imker een aantal zwermvolken die daar aangevoerd werden uit Brabant. In en na de 19e eeuw liep de aanvoer van deze bijenvolken sterk terug van soms wel 5235 volken (1863: Edesche Courant, marktberichten) naar een dieptepunt van ongeveer 2000 in 1920.

Overzicht van de bijenmarkt (Foto: Jac. Gazenbeek)

Overzicht van de bijenmarkt – Foto: ©Jac. Gazenbeek

Deze bijenvolken plaatste men bij de boerderij, op korte afstand van de heide. Na de heidehoningoogst werden de korven afgezwaveld (van bijen ontdaan) om daarna met de korf als verpakking, verkocht te worden aan een honingzemerij. Het betrof hier typische heidehoning-imkers die hun volken na de oogst vernietigden, met andere woorden, niet lieten overwinteren. Later toen de boekweit zijn intrede deed moesten de bijenvolken overwinterd worden. Dit gewas, dat vóór die honingmarkt bloeide, is sterk afhankelijk van bijenbestuiving, waarmee een meeropbrengst van ongeveer 30% werd behaald. Om aan die vroegtijdige bestuiving te kunnen voldoen, ging men de volken na de heidehoning-oogst overwinteren. Daarvoor kwam in die tijd de goedkope, met aniline gekleurde, blauwe suiker in de handel.

Bijenkorven op de Veluwse heide omstreeks 1960 (Foto: Bertus Kleut)

Bijenkorven op de Veluwse heide omstreeks 1960 –  Foto: ©Bertus Kleut

baardvorming

Baardvorming – Foto: ©Albert de Wilde

Koele plekken

Op de heidevelden van de Veluwe en de Lüneburger Heide in Duitsland zijn al sinds vele jaren imkers die hun bijen plaatsen op zogenoemde ‘koele plekken’ of wel geopathische stoorzones. Zij oogsten daar aanmerkelijk meer honing dan hun collega-imkers elders.  Volgens WR-lopers die deze plaatsen aanduiden, is de oorzaak dat er daarom geen sprake meer is van ‘baardvorming’, maar van natuurlijke ‘airconditioning’. Baardvorming wil zeggen dat de bijen zich massaal op de vliegplank en tegen de voorzijde van de kast ophouden en zeer actief zijn met ‘stetselen’, het ter verkoeling intensief trillen met hun vleugels. Oudere imkers spreken in dat verband van ‘koude optrek’ en ‘bekende plekken waar je altijd koude voeten krijgt’. Overigens kan elke imker tegenwoordig, met behulp van een nogal kostbare geomagnetometer, dergelijke plekken zelf opsporen en deze gebruiken als standplaats voor zijn bijen. Dat geldt in het bijzonder tijdens de doorgaans warme periode op de heide van begin augustus tot half september.

De raten zijn aan de open onderkant van de korf zichtbaar (Foto: Bertus Kleut)

De raten zijn aan de open onderkant van de korf zichtbaar –  Foto: ©Bertus Kleut

Meer honing

Een in dit verband bekend persoon op de Oost-Veluwe was Berend Kers uit Terwolde. Als bekwaam imker en begaafd WR-loper nam hij jaarlijks een aantal bevriende imkers mee naar de heide, waar zij aldus eveneens aanmerkelijk meer honing wisten te oogsten dan hun collega’s. Zijn overlijdensadvertentie in het maartnummer van het maandblad ‘Bijen’, geplaatst door het bestuur en de leden van de afdeling Deventer(VBBN), getuigt uitvoerig van dit fenomeen. De door WR-lopers opgespoorde plekken met een natuurlijke ‘airconditioning’ voor onze gedomesticeerde honingbijen, gelden evenwel niet voor solitair levende bijen, hommels, wespen en termieten. Deze insecten kiezen instinctief zelf zo’n gunstige standplaats (voor mensen ongunstig!) en zijn derhalve niet afhankelijk van de ‘moderne mens’ met zijn helaas teloor gegane natuurlijke geestesgaven. Gelukkig zijn WR-lopers, thans aangeduid als radiësthesisten, nog niet uitgestorven, integendeel want vanuit de biologisch-dynamische richting is er zelfs sprake van een sterk toenemende belangstelling.

Berend Kers bij z’n bijenkasten (Foto: Archief Kers)

Berend Kers bij z’n bijenkasten –  Foto: ©Archief Kers

Permanente koppeling naar dit artikel: https://www.de-veluwenaar.nl/2013/03/04/heide-schapen-bijen-en-wichelroedelopers/